
Inmiddels bestaat mijn blog alweer ruim een jaar. Het allereerste recept dat ik plaatste was van havermout-appel-notenmuffins. Ik schreef er een reusachtige blog bij… Haha, als ik het nu terug lees vraag ik me af hoe het kan dat ik toch bezoekers kreeg op mijn site. Ik heb het recept ook heel raar puntsgewijs opgeschreven. Zo een jaar later heb ik wel echt een eigen stijl ontwikkeld qua schrijven van blogs en uitschrijven van recepten. En dus werd het tijd voor de havermoutmuffins 2.0, met appel, gember en noten.
Foodbloggen, hoe dan?
Het allereerste recept van mijn blog vind het hier. Hoef je niet de hele site door te scrollen. Was een prima receptje hoor, maar niet ‘van mezelf’ en een echte foodblogger vind zichzelf of zijn/haar recepten steeds opnieuw uit toch? Al vind ik mij nu niet bepaald een foodblogger. Dan moet je in mijn ogen een aantal dingen goed beheersen. En er zijn maar weinig foodbloggers die dat doen.
Als eerste moet je natuurlijk iets hebben met eten. En dan niet alleen met het opeten van dingen, maar ook met het maken er van. Laatst zei iemand tegen mij: “er zijn zoveel foodbloggers die niet eens kunnen koken.” En daar heeft ze helemaal gelijk in. Koken is een kunst. Er zit een verschil tussen het leuk vinden om te koken en het ook echt kunnen. Ik vind het leuk. Maar ik ben er niet super bedreven in. Beter dan de gemiddelde Nederlander, dat wel (de gemiddelde Nederlander kookt namelijk met behulp van Knorr) maar er valt voor mij nog een hoop te leren. Vooral op het gebied van bakken. Dat doe ik eigenlijk te weinig om er in te groeien. Er mee groeien doe ik wel, in de breedte vooral.
Aantrekkelijke foto’s
Als tweede moet je aantrekkelijke foto’s kunnen maken. Het oog wil namelijk ook wat. En dan hoef je echt geen hele scene op te zetten en er allerlei frutsels omheen te gooien, juist niet, maar fotografeer je eten gewoon dusdanig dat de lezer het ook wil eten, en wel direct! Ik zie zó vaak foodfoto’s waarbij een flits is gebruikt. Een flitser van een mobiele telefoon welteverstaan. Dat maakt eten nóóit aantrekkelijk. Echt niet. Natuurlijk gebruikt een echte foodfotograaf ook wel eens een flitser, maar die heeft daar 1001 hulpmiddelen voor zoals een indirecte flitser, reflectieschermen en softboxen.
Zoals ik net al zei ben ik persoonlijk niet zo van de complete theatervoorstellingen op een foodfoto. Het kan heel mooi zijn, maar soms zie ik foto’s waar zoveel op staat dat je het gerecht niet eens meer ziet. Leuk, al die props, maar ze moeten wel wat met het gerecht te maken hebben vind ik. Of passen op een eettafel, zoals bloemen of een fles olijfolie. Oh ja, en maak nooit, maar dan ook nooit, zwart-wit foto’s van je gerecht. Niet doen, echt niet. Een gerecht moet kleur hebben.
Iedereen kan schrijven… toch?
En, last but not least, zorg dat je een beetje leuk kunt schrijven! Er zijn zoveel foodbloggers die leuke recepten maken, maar die niet na te maken zijn omdat het recept brak is opgeschreven. Zorg dat je je eigen recept snapt en lees het tien keer door, laat je vrienden, familie, buren, het lezen om te zien of zij het ook snappen en om er fouten uit te halen. Zo vaak komen ingrediënten uit de lijst in het hele recept niet eens meer voor. Of er wordt teveel opgeschreven zodat je het ook niet meer snapt. Ga uit van de basiskennis van je lezer. Probeer de blog bij je recept dusdanig op te schrijven dat mensen trek krijgen in je gerecht en het dus ook zelf willen gaan maken. Natuurlijk kun je over andere dingen schrijven, doe ik ook zo vaak, maar hou dan wel de kern van je verhaal in beeld.
Veel mensen vinden schrijven leuk. Maar de lezer moet het ook leuk vinden. Ik vind koken heel erg leuk, maar kan echt niet alles wat ik maak voorzetten aan een groot publiek. Zo is dat ook met tekst. Natuurlijk moet iedereen doen wat hij of zij leuk vindt en ben je vrij het aan de wereld te tonen, maar als je jezelf een serieus foodblogger noemt vind ik persoonlijk dat je ook moet kunnen bloggen. En de Nederlandse taal beheersen.
‘Vegan’ omelet
Oh, extra puntje, ik moet het even kwijt: probeer niet ieder recept opnieuw uit te vinden! Hier en daar wat experimenteren met smaak, ja, tuurlijk. Dat maakt koken en bakken juist leuk. Net een ander ingrediënt kan van een reeds bestaand recept iets heel verrassends maken. Maar sommige foodbloggers slaan echt een beetje door wat mij betreft. Vooral omdat men maar hip en vooruitstrevend wil zijn. Maar gerechten volledig uit hun verband trekken vind ik geen receptontwikkeling. Een vegan omelet bijvoorbeeld. De basis van dit gerecht is ei. Ei is niet vegan! Wil je vegan eten, dan maak je lekker geen omelet, klaar.
Maar goed, ik sla door. Als je het goed bekijkt zijn dit ook geen muffins. In my defense: een muffin is een vrij ruim begrip, dus kan het. Vind ik. Maar eigenlijk is dit hele blogbericht een ‘vind ik’-verhaal. Ik vind deze muffins heel erg lekker. En jij vast ook, of je het nu eens bent met bovenstaand verhaal of niet. Recept is getest, nagelezen door derden en zo gepiept. Enjoy!
Wat gaat erin (ca. 8 muffins):
Muffins:
- 175 gram havermout
- 150 ml melk
- 2 eieren
- 1 appel
- 1 banaan
- 75 gram rozijnen
- 2 tl kaneel
- 1 tl gemberpoeder
- 1 tl bakpoeder
Topping:
- 20 gram pompoenpitten
- 60 gram gemengde, ongebrande noten
Hoe maak jet het:
Verwarm de oven voor op 180 graden en bekleed een muffinvorm met papiertjes.
Schil de appel, verwijder het klokhuis en snijd de appel in grove stukken. Doe in je keukenmachine de havermout, appel, banaan en eieren en mix tot een glad geheel. Voeg de kaneel, gember en bakpoeder toe en mix even kort zodat het goed verdeeld is door het beslag.
Roer de rozijnen door het beslag en verdeel het beslag over de muffinvormpjes. Meng de pompoenpitten en noten met elkaar en strooi dit over de muffins.
Zet in de oven en bak in circa 25 minuten goudbruin.